Geleidelijk druppelen de retraitegasten binnen. De meesten waren hier al eerder en verspreiden zich snel, buiten en binnen. Zon, rust, alle deuren open, de kat slapend midden op de oprijlaan, de geur van vers gemaaid gras, geen geluid te bekennen.
Een paradijs.
Zachtjes wordt er op de deur geklopt: ‘neemt u me niet kwalijk, maar ik dacht dat hier…’ Een bezorgde dame denkt op de verkeerde dag of bij het verkeerde huis te zijn aanbeland, want, zo zegt ze: ‘het is hier zo stil en het ziet er ook allemaal zo verzorgd uit’.
Ik schiet in de lach: ‘en daarom dacht u: dit kan geen monastiek centrum zijn?’ Nu moeten we samen lachen. Het heerlijke lachen om ontmaskerde onzin. ‘Die houden we erin’ zeg ik: ‘zo stil, zo verzorgd, dat kan geen monastiek centrum zijn’.