Het management van dit bedrijf komt al voor het derde jaar op rij naar ZeeVELD. Ze voelen zich hier thuis en het weerzien is warm. ‘Jullie kunnen hier wel een dependance vestigen’ grap ik. “Dat zou een goed idee zijn”, zegt de directeur. Een vluchtplek. Daar kan ik soms zo’n behoefte aan hebben.”
Ik val stil. Vluchtplek… vluchtplek…
‘Je maakt wel wat los met dat woord’ begin ik aarzelend. Om ineens op stoom te komen: ‘weet je, het gekke is: vanuit een monnik gezien is juist het grote makke van de mens dat hij zichzelf tot vluchtplek denkt te moeten zijn. En wat hij zijn ‘leven’ noemt is een permanente verdediging daarvan. Waardoor hij behoefte krijgt aan… een vluchtplek.’
En ik moet terugdenken aan een van mijn eerste monastieke lessen: ‘vanuit de stad bekeken lijkt het hier in de abdij wel de wereld op zijn kop’ zei ik ooit tegen mijn monastieke leermeester. Zijn antwoord: ‘en zo kijken wij nou tegen de stad aan: als de wereld op zijn kop’.
Wat ik op een dag zoal doe? Gisteren was ik de inhoud van een GFT ton aan het verhuizen, vandaag mag ik verder werken aan een nieuwe website. Maar wat ik ook doe, het is slechts een kapstok voor die ene oefening waar het de monnik om gaat: afstand te leren doen van de waan zichzelf tot vluchtplek te moeten zijn.
Wie volgt?