Het mondje dat aanhoudend aan de babbel is, kan moeilijk ook nog open vallen van verbazing. Wat precies de reden is waarom een mens zich niet genoeg kan oefenen in het zwijgen. Want alleen de dichte mond opent het oor. En alleen een open oor hoort aan de oppervlakte van de dingen voorbij.
Wat? Te veel om op te noemen: diepte, troost, spel, verwantschap, vervreemding, uitdaging en uitnodiging, een voortdurende dans van al wat is en was en zal zijn. Toenadering volgt op afstand, verzoening op wrijving. En dat dan alles tegelijk en nog veel meer.
‘Wat geen oor heeft gehoord en geen oog heeft gezien, is weggelegd voor wie Hem vrezen’. Verwondering, verbazing, ontzag – de ziel die oor krijgt voor de ziel der zielen, komt het aan woorden tekort.
Een voorbeeldig ‘hoorder’ is voor mij Johan Sebastiaan Bach. Het bepalende onderscheid tussen hem en zijn collega componisten lijkt me zijn volkomen open oor voor dat vreemde, onvatbare, onhoorbare, maar voor het geoefende oor toch goed beluisterbare, bewegen en spreken van de dingen achter de dingen.
Daarom is Bach Bach, omdat hij noteert wat hij zelf niet zou kunnen verzinnen maar wel degelijk beluistert.
Bij wijze van voorbeeld link ik hier graag naar een verrukkelijke toevoeging aan de prachtige site ‘All of Bach’: de uitvoering van, en toelichting op, Herr Jesu Christ, dich zu uns wend’.
Hoe klinkt het als we die ‘toewending’ zo hartgrondig verlangen dat we ons die, al biddend, direct ook gegund weten?
Luister en val van je stoel.