Als we het hebben over ‘denial’, bedoelen we dat iemand een wonde, een verlies, een vorm van innerlijk zwart, niet onder ogen wil komen. Op de eerste zondag van de Advent daagt me dat misschien wel meer dan de erkenning van onze ontkenning, de erkenning van de ontkenner in ons, de geboortegrond is van het besef ‘een kind van het Licht’ te zijn.
Nu zou je kunnen zeggen: ‘weg dus met al die aandacht voor het donker in mij. Kinderen van God, van het Licht, past niets dan Lichtwerk. Met niets dan Lichtgedachten en Lichtgevoelens zou ik mij dienen bezig te houden.’
De geleidelijke gang van donker naar licht van de Advent, wil ons duidelijk maken dat de mens iets complexer in elkaar zit dan dat. Want niet onze ‘eigen wil’ of ons ‘ego’ is van het Licht het kind. Het is juist een volstrekt andere, niet onder woorden te brengen potentie in ons die zich in die verwantschap mag verheugen.
De uitnodiging lijkt me dan ook niet: leer om je op een andere manier met licht en donker, met aanvaarding of ontkenning, te verhouden, maar: wie is het die dit zou willen leren? Wie is de leerling? Want waar het ego de leerling is, hoe valt te verwachten dat dit ooit een resultaat zou kunnen realiseren dat aan het eigen bestaan een einde maakt? Waarom zou onze eigen wil, die duister is maar zich lichtend voordoet, zich inspannen zichzelf als zodanig ontmaskerd te zien?
Hoezeer de Advent ook een gang naar het Licht is, het zal een illusionair licht blijken tenzij we als vanuit een innerlijk plek van niet-ontkenning onze ogen gericht houden op de gaande in ons die ontkent te zijn: een dwaallicht en verduisteraar. Effectiever dan dat ons ‘wat’ ons tot focus is, lijkt me om dit te verleggen naar ons ‘wie’.
Ja, objectief zijn allen kinderen van het Licht, van God. Maar de subjectieve beleving dit Licht deelachtig te zijn, altijd, overal, ondanks wat, waar en wie dan ook, vraagt van ons een vorm van ‘mondje dicht en handen thuis’. Van lijdzaamheid, leegheid, stilte, van, noem het ‘oningevulde aanwezigheid’ voor de bundelaar in ons van alles wat zich als het tegendeel daarvan manifesteert.
De ontkenner niet te ontkennen, dát is de oefening. Want thuis te geven voor de ontkenner, is thuis te zijn in de Erkenner. Onvoorwaardelijk aanwezig voor de verduisterende in ons, weten we ons de Onvoorwaardelijk Aanwezige en immer Lichtende deelachtig.
Zalige Advent!