Jeruzalem, na Pesach, rond het jaar nul
“Het is alsof ze tegelijk innerlijk verruimd zijn én in een ruimtelijker wereld zijn komen te wonen.”
Lieve vrienden,
Een brief vanuit een stad die zindert, maar niet van het lawaai. Het is eerder alsof er iets in de lucht hangt wat zich niet laat benoemen, maar alles wel anders doet aanvoelen. Jullie kennen mijn liefde voor het concrete, het alledaagse. Wat ik hier meemaak, raakt daaraan, maar is toch ook compleet anders.
Iemand vroeg me of er nog iets te merken was van die executie van Jezus, de man uit Nazareth. De terechtstelling zelf heb ik gemist, maar zijn naam kom ik toch nog steeds overal tegen. Niet met zoveel woorden, in spreekkoren of demonstraties, maar in het gedrag van mensen.
Wat het is, weet ik niet, maar er is iets met de mensen hier gebeurd.
Je merkt het niet eens zozeer aan wat ze zeggen. Dat Jezus is opgestaan – dat verhaal zingt rond, ja. Over een leeg graf, een steen die is weggerold, een paar mannen met wie Jezus – terwijl hij toch echt dood en begraven was – meewandelde. Verbeelding? Werkelijkheid? Wie zal het zeggen. Zijn fans hebben het als werkelijk beleefd, zoveel is wel duidelijk.
Nee, het echt opvallende is hoe zijn volgelingen zich zijn gaan gedragen. Er is iets veranderd in hun blik, in hun aanwezigheid, in hoe ze in het leven staan. Alsof ze minder bezig zijn met wát ze precies is overkomen, en meer met wáár het ze heen roept.
Ik sprak met ene Petrus. Hou me zijn exacte woorden ten goede, maar hij zei zoiets als: “We hebben het gezien, maar belangrijker nog: we weten het nu vanbinnen.” Als ik hem goed heb begrepen, is Jezus voor hem, behalve een herinnering, ook een her-krachtiging geworden. Wat hij eerst buiten zich bewonderde – de zachtheid, de moed, de liefde van Christus – is in zijn beleving niet alleen niet verdwenen, maar zelfs alom aanwezig geworden, en daarmee ook in hem losgekomen.
Een vriend van Petrus vertelde me met andere woorden net zoiets. Hij zei: “Ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij.”
Dan val je toch van je stoel?! Echt heel opmerkelijk.
Nog weer anderen met wie ik sprak, maakten eenzelfde indruk. Alsof zij in zich iets zijn gaan bespeuren en vertrouwen wat eerder alleen in Jezus leefde. Ze spreken over ‘de Geest’ die in hen is uitgestort. Ik weet niet goed wat dat betekent, maar ik zie het wel. Iemand zorgde voor een zieke vrouw zonder iets terug te verwachten. Een ander deelde zijn lunch alsof hij er zelf niet minder van zou worden.
Het zijn de andere keuzes die ze maken. Verschuivingen in hoe ze aanwezig zijn in het moment.
Wat ik ervan vind? Ik weet het nog niet goed. Het is alsof ik getuige ben van iets dat net voorbij het zichtbare ligt. Alsof het bewustzijn van deze mensen – en misschien zelfs van de wereld om hen heen – op z’n kop is gezet. Niet meer: “Wat heb ik nodig?”, maar: “Wat vraagt het leven van mij?” Niet: “Wie ben ik ten opzichte ván de ander?”, maar: “Wie ben ik in relatie mét de ander?” “Samen, samen, samen,” hoor ik vaak.
Jullie weten dat ik me al langer afvraag of onze notie van ons ‘ik’, van wie we ‘zijn’, van wat onze ‘identiteit’ is, misschien niet veel te klein is. Hier krijg ik het idee alsof dat vermoeden zich uitspreekt in mensen die het niet uitleggen, maar uitleven. Ze identificeren zich niet langer met hun verlies, hun angst, of zelfs met hun hoop. Het is alsof ze tegelijk innerlijk verruimd zijn én in een ruimtelijker wereld zijn komen te wonen.
En dan moet ik denken aan wat iemand van jullie me ooit zei: dat ons bewustzijn evolueert. Dat wat de mens is, geen vaststaand gegeven is, maar een proces van open gaan. En dat er momenten zijn waarop dat proces versnelt. Misschien ben ik hier van zo’n moment getuige. Van zo’n punt in de tijd waarop een paar mensen plotseling, ongevraagd, tot een dieper besef lijken te komen: dat leven niet iets is wat je kunt vasthouden, maar iets waarmee je kunt instemmen en waarin je meegenomen kunt worden – of niet. En dat de keuze aan ons zou zijn.
Zij hebben het hier over ‘verrijzenis’. En dan bedoelen ze niet alleen iets wat recent met één man gebeurde, maar iets wat zich kennelijk in ons allemaal – wat heet: in de hele kosmos – net als de dood, aanhoudend voltrekt. Alsof ons leven een opeenvolging is van sterven en weer opstaan, steeds maar weer.
“Als we het hebben over Jezus als ons ‘voorbeeld’, moet je dat woord ‘voorbeeld’ ook begrijpen als plattegrond, als routekaart,” zei nog weer iemand anders tegen me. “Dankzij zijn lijden en opstaan beginnen we nu een beetje te begrijpen hoe het – ons – leven ‘werkt’. Zie het als een soort gebruiksaanwijzing: ‘leven, zo functioneert dat.”
Jullie snappen: het duizelt me vaker wel dan niet.
Ik heb geen idee of dit ooit nog groot wordt, of blijft bij die paar mensen die nu kennelijk zo’n enorme transformatie doormaken. Wat ik wel weet, is dat ik iets heb gezien, gevoeld, gehoord, waarvan ik niet wil vergeten dat ik erbij was. Niet omdat het zo’n enorm spektakel was – integendeel. Maar omdat het zo echt op me overkomt. Menselijk, op een manier waarvan ik het bestaan niet kende.
Enfin, geen idee hoe dit verslag bij jullie aankomt. Maar doe me op z’n minst dit plezier: probeer het niet meteen te begrijpen, maar leg mijn brief onder jullie kussen en laat hem op je inwerken.
Snel meer, voor nu, lieve groet uit Jeruzalem van jullie met stomheid geslagen,
Thomas