Bouwen we een huis, we beginnen bij het begin. Eerst leggen we het fundament.
Vreemd genoeg doen we dat echter niet als het om het huis van ons bestaan gaat. Tegen alle wetten van de zwaartekracht in, beginnen we met het dak. Met wat we denken dat we weten en willen. Met uitroeptekens. In plaats van op de grond. Op de vraagtekens van wat we niet weten of begrijpen.
‘Dom’, zegt de wet van de zwaartekracht. ‘Niet doen’. Maar wat doen wij? Als ons levenshuis bezwijkt wijst ons vingertje naar alles en iedereen, behalve naar ons zelf.
Wat Liber je leert: om bij het bouwen aan je leven steeds weer terug te gaan naar af. Niet wat je weet, wilt of voelt tot uitgangpunt te nemen, maar de vraag naar de legitimiteit van de motor, de bron daarvan.
Dat doe je in drie stappen. Steeds weer dezelfde: 1. erkennen, 2. activeren of ‘uiten’ en 3. verwelkomen of ‘gewaar zijn’.
Al doende ga je zien dat je je laat aansturen door een fantoom ‘ik’. Dat je niet leeft, maar geleefd wordt. Door een misverstand.
Hoe beter je dit gaat zien, beseffen, des te vollediger raak je bevrijd uit de greep van het spook.
Je leven kan beginnen.
Het beste recept voor wie ernaar verlangt zichzelf te zijn: geen aanname daarover serieus te nemen. Niet te leven vanuit wat je van waarde acht, aanneemt of weet, maar vanuit deze ene vraag: ‘ik, wie ben ik?