Vreemd eigenlijk. De notie ‘te zijn wie je bent’ is populair.
Hoe je dat doet? Je zou zeggen dat spreekt voor zich.
En toch, wie maakt er niet liever een ommetje, wanneer de ik die je je denkt, een onaangenaam gevoel ervaart?
Ontvallen ons dierbaren, liever omarmen we hun afwezigheid – dat zij er níet meer zijn – dan zonder verzet aanwezig te blijven bij wat er nog wel is: ons verdriet.
Is ons onrecht aangedaan, bij voorkeur richten we onze aandacht op de dader of op een manier om wat innerlijk verwoest werd te herstellen, dan stil en passief bij de beleving van onze puinhopen neer te zitten.
Onszelf zijn? Bij de minste tegenslag maken we ons zo snel mogelijk uit de voeten om de ervaring van dat ‘zelf’ maar niet te hoeven meemaken; in plaats daarvan een andere, prettiger, beleving te creëren en daarmee eigenlijk een ‘fake’ zelf in het leven te roepen.
Ons leven, onze dood, ze worden ons aangereikt. We hebben daar geen stem in.
Hoeveel we ook kunnen, in essentie zijn we onmachtig.
Is het dan een heel gekke gedachte meer plek in te ruimen voor juist dat besef? En om veel meer tijd en aandacht te besteden aan de onmacht die ons tot in ons diepste celniveau definieert, dan aan die zogenaamde macht van ons die uiteindelijk toch ook weer onmacht-afhankelijk is?
Ons leven is hoogstens ingewikkeld waar we onze ogen gesloten houden voor het fundament van onmacht waar het op rust.
Ontwaak uit die slaap.
Doe geen moeite nare gevoelens te fixen, te repareren of door prettige gevoelens te vervangen, maar oefen jezelf erin om heel dicht bij jezelf te blijven – onmachtig, stil en leeg – ook en juist als je je ellendig voelt.
Leef als genoot je een diner in het interessantste restaurant ter wereld. Verwelkom, smaak en verteer alles wat je wordt geserveerd, zoet, zout, zuur of bitter, met evenveel onbevooroordeelde aandacht.
Oefen jezelf in onmacht.
Zijn wie we zijn lukt ons, per definitie, alleen voor zover we ons zonder tegenstribbelen uitleveren aan wat het leven ons aanlevert.