De aller, allerlaatste gast in de Bloeiplaats Transitium, was, zonder dat het was georganiseerd of bedacht, ook de eerste: Tamarah Benima, onder meer rabbijn van de gemeente Beit Ha’Chidush in Amsterdam. Het team had alle slaapkamers al uitgeruimd en opgedoekt, maar toen plots Tamarah nog twee nachtjes wilde komen slapen, maakte het met alle liefde weer een bedje voor haar op. En zo heeft Tamarah het Transitium dus in- en uitgeslapen. En er een column aan gewijd in het Nieuw Israelitisch Weekblad die we, met toestemming van de auteur, hieronder graag weergeven.
*
Stiltewerk – door Tamarah Benima
De afgelopen week heb ik in een asielzoekerscentrum geslapen. Of correcter, een gebouwencomplex waar statushouders gehuisvest gaan worden. Het staat in het Noordhollands Duinreservaat bij Bakkum en functioneerde 75 jaar als kindertehuis. St. Antonius, zoals het heette, werd ontworpen door Jacob Fels (niet joods). De inspiratie door Frank Lloyd Wright en de Amsterdamse School is nog merkbaar. Het stond sinds 2011 leeg. Onverkoopbaar.
Toen gebeurde er iets bijzonders. Een handjevol vrijwilligers knapte een deel van het complex gestaag op tot een doe-het-zelf retraite centrum met een fantastische, rustgevende, liefdevolle sfeer. Ik heb met eigen ogen zien gebeuren, want ik was de eerste gast die in Bloeiplaats Transitium sliep en de laatste. Het gebouw is verkocht aan de COA. Geen betere tijdelijke opvang voor vluchtelingen die in Nederland mogen blijven dan dit. Kunstenaar en coach Malve Dau, die de leiding had over het project, heeft met haar vrijwilligers alles geschilderd, de kamers ingericht met meubels uit Kringloopwinkels. Het babyvleugeltje van mijn moeder staat al een jaar in de gemeenschappelijke ruimte. Zonder poten, want die zijn bij verschillende verhuizingen en verschuivingen in de loop der tijd allemaal afgebroken.
Het Transitium is een typisch voorbeeld van de uitspraak uit Spreuken der Vaderen: “Het is niet aan jou om het werk af te maken, maar je kunt het ook niet laten liggen”. Je moet er dus wel aan beginnen. Punt is alleen: je moet soms zien dat er werk aan de winkel is. En dan niet de moed in de schoenen laten zinken door de gedachte: Er is geen einde aan, waar begin ik aan?! Het woord ‘bloeiplaats’ komt trouwens van Thomas van Kleef, de manager-monnik van het aanpalende Zeeveld. Ook een plek voor spirituele workshops, maar waar ook familieweekenden worden gehouden of bedrijfsuitjes. Mijn rabbijnenscriptie en, jaren later, mijn laatste boek, schreef ik in Zeeveld.
Een ‘bloeiplaats’, waar je tot rust en tot tesjoewa kan komen, zou ook een geweldig idee zijn voor de joodse gemeenschap. De joodse traditie heeft veel te bieden, maar het equivalent van een klooster of ashram ontbreekt: een plek waar je niet hoeft (of zelfs soms mag) praten, een plek waar je niet onmiddellijk in een discussie verwikkeld raakt, een plek waar gemediteerd wordt (en niet alleen een uurtje), waar gezamenlijk gedavvened wordt als vorm van stilte en als onderbreking van de stilte. Een soort Jom Kippoer, zeg maar, maar dan met gezond voedsel, en heel wat langer dan een dag. Ik ga het niet opzetten. Ik ‘heb’ Zeeveld. Maar het zou mooi zijn als anderen eens aan zo’n project beginnen.